Voordat hij vluchtte uit Somalië had Amir (18) nog nooit van Nederland gehoord. Een tussenpersoon zette hem op het vliegtuig en sinds een jaar verblijft hij in het AZC in Harderwijk. Ontzettend dankbaar is Amir voor alle kansen die hij krijgt, ook al mist hij zijn familie nog dagelijks..’

Amir (foto Cees Wouda)
Amir (foto Cees Wouda)

Het zal je maar gebeuren: Amir was pas 16 en gedwongen kindsoldaat. Maar hij wilde niet vechten, dus hij ontsnapte. Zeventig procent van het land is echter in handen van terreurgroep Al-Shabaab. ‘Als je wegloopt en ze grijpen je, dan word je gedood. Zo maken ze iedereen bang. Je weet niet wie je kunt vertrouwen; ook een politieagent kan bij Al-Shabaab horen'.

Familie ver weg

In Nederland ging Amir via aanmeldcentrum Ter Apel eerst een jaar naar een AZC in Baarn en vervolgens naar Harderwijk. Daar woont hij nu acht maanden. Zijn vader is overleden, maar zijn moeder en broers en zussen leven nog. ‘Zij zijn in Somalië en ik heb contact met hen, maar het is lastig. Al-Shabaab luistert ook telefoongesprekken af. Mijn moeder is bang voor problemen. Ze was zelfs boos toen ik haar de eerste keer belde.’

Dolblij om hier te zijn

Amir vindt Nederlanders sociaal en vriendelijk. Eigenlijk is hij dolblij dat het lot heeft bepaald dat hij hier terecht kwam. ‘Ik mis mijn familie, maar ik heb nu een zorgeloos leven. Het is veilig en comfortabel. Mensen die in Nederland zijn geboren, weten niet hoe erg het kan zijn op sommige plekken. Oorlog of vrede; dat is een verschil van dag en nacht.’ 

Niet luieren maar hard studeren

Hij gaat in Harderwijk naar school en volgt een strak programma. Niet luieren, maar vroeg uit bed, hard studeren, zelf koken en na het avondeten meehelpen bij het recreatieteam. Dat is een plek waar jongeren kunnen chillen. ‘Ik schenk koffie en thee. Je kan daar tafelvoetballen en er staat een pooltafel. Best leuk. Toen ik hier net kwam, wilde ik graag wat werk doen. Gelukkig kon dat vrij snel.’ Zelf koken gaat ook prima; Amir maakt vaak soep of iets van rijst met kip. Overal gaat banaan in, zelfs in het brood, vertelt hij lachend.

Andere mensen helpen, daar houd ik van

In Somalië volgen alle kinderen en jongeren dezelfde lessen. Nogal saai, vindt Amir. Hier kan hij studeren wat hij maar wil. ‘Het liefste word ik welzijnswerker en ga ik in een AZC werken. Ja, andere mensen helpen, daar houd ik van.’ Of iets in de ICT, want hij houdt ook van computers. ‘Ik heb al verschillende cursussen gevolgd.’ 

Ik wil werken om iets terug te kunnen doen

Het AZC voelt als zijn nieuwe thuis en Amir ziet een mooie toekomst in Nederland. Zijn ogen gaan er nog meer van stralen. ‘Ik wil graag werken om iets terug te kunnen doen. Nederland heeft mij veel kansen gegeven en hier kan ik mijn dromen waarmaken.’ Samenleven in het AZC is soms ingewikkeld, merkt Amir. Vooral door de verschillende talen en culturen. ‘Niet iedereen spreekt Engels en dan moet je met handen en voeten iets gebaren. Heel lastig. Ik merkte dat ook bij de inburgeringslessen; de taal goed spreken is heel belangrijk. Anders kan je niet goed meedoen en integreren.’

Aan Ermelo gekoppeld

Regelmatig fietst hij een rondje om van de natuur te genieten. Amir maakt overal foto’s van. Bomen, het randmeer, bloemen in de berm. ‘Ik wil iets van de omgeving zien en niet alleen op het AZC blijven. Alleen al voor de frisse lucht is dat beter.’ Inmiddels is hij statushouder en ‘gekoppeld’ aan de gemeente Ermelo. Daar krijgt hij binnen afzienbare tijd een huis toegewezen. Meestal duurt dat acht tot twaalf maanden. ‘Ik vind het niet erg om te wachten; het is prima hier.’ Hij is opgelucht dat het Ermelo is geworden, want nu kan hij op dezelfde school blijven. En ja, studeren staat bij hem op nummer een. ‘Hoe meer je weet, hoe vriendelijker je wordt. Als je in niets of niemand geïnteresseerd bent, dan word je zo hard als een steen.’